top of page

Mag je zelf wel organen ontvangen als je ze nodig hebt, als je zelf hebt aangegeven dat je geen donor wil zijn?

Zelf ben ik al jaren een groot voorstander van orgaandonatie. Ik heb dan ook een donorcodicil waarbij ik aan heb gegeven dat mijn organen (huid en netvlies uitgezonderd) gebruikt mogen worden na mijn dood om daar weer een leven mee te redden. Dit klinkt in mijn ogen als een perfecte manier om nog meer mensen te laten genieten van het leven. Op dit moment staan er ongeveer duizend mensen op de wachtlijst voor een orgaan. Jaarlijks overlijden er 150 mensen die al op de wachtlijst staan, maar waarbij een orgaan helaas te laat komt. Ook gaan er per jaar 100 mensen van de wachtlijst af omdat het zo slecht met ze gaat dat het niet meer mogelijk is om een orgaan te transplanteren (RTL NIEUWS, 2016).

Op 13 september 2016 heeft de Tweede Kamer onverwachts ingestemd met het plan om iedereen automatisch orgaandonor te laten worden, tenzij je aan geeft dat je dit niet wil. Vóór deze datum was het juist andersom. Je was alleen donor als je aangaf dat je dit wel wilde zijn. Dit wetsvoorstel is nipt door de Tweede Kamer gekomen met 75 stemmen voor en 74 stemmen tegen. Als Frank Wassenberg, lid van de Tweede Kamer, (tegen de nieuwe wet) op tijd was gekomen was deze wet verworpen (RTL NIEUWS, 2016).

Voorstanders van deze wet, waaronder Pia Dijkstra van D66 die deze wet ook heeft voorgesteld aan de Kamer, vinden dat overleden mensen niets meer hebben aan hun organen. De voorstanders houden ook rekeningen met de gevolgen. Dit is een utilistische gedachte waarbij John Stuart Mill de bekendste aanhanger is. Voorstanders van de wet streven naar het maximale genot van de grootste groep. De handeling is juist als de positieve gevolgen groter zijn dan de negatieve, ook als is het verschil miniem (Wansbeek, 2012). De grootste groep in dit geval is de persoon die door orgaandonatie nog een ‘nieuw’ leven krijgt. Hier kan je ook de familie en vrienden van deze persoon meerekenen die nu nog langer van hem/haar kunnen genieten.

Tegenstanders van deze wet, waaronder dus Frans Wassenberg (Partij voor de Dieren), vinden orgaandonatie een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (Germen, 2012). Ook is het inbreuk op het zeggenschap die iedereen heeft over zijn eigen lichaam. Zij rusten op de aanname van de plichtethiek van Kant. Dit houdt in dat mensen zelf de plicht hebben om dingen wel of niet te doen. In het geval van deze wet is het een verlies van absolute soevereiniteit over het eigen lichaam. Tegenstanders van de wet vinden dit ontoelaatbaar (Wansbeek, 2012).

Filosoof Govert den Hartogh heeft in 2002 een pleidooi gehouden met zijn inzichten wat betreft dit onderwerp. Hij zegt het volgende: ‘Iedere potentiële ontvanger (wij allemaal dus) heeft een niet-vrijblijvende morele plicht om beschikbaar te zijn als potentiële donor.’ Met andere woorden: 'Voor wat, hoort wat.' Den Hartogh is duidelijk vóór orgaandonatie. Volgens hem moeten mensen die bezwaar hebben tegen het afstaan van hun organen iets uit leggen. Waarom willen zij medeburgers in nood niet de hulp bieden die zij ook voor zichzelf verwachten? Den Hartogh wil een systeem waarbij mensen die zich wel als donor registeren bonuspunten krijgen voor het geval dat hij/zij een orgaan nodig heeft. Deze mensen krijgen dus voorrang op de wachtlijst (Bos, 2012). Vanuit de gedachte van Den Hartogh kan je komen op een nieuw ethisch dilemma met betrekking op orgaandonatie. Mag je zelf wel organen ontvangen als je ze nodig hebt, als je zelf hebt aangegeven dat je geen donor wil zijn?

In Nederland heeft namelijk 88% van de personen boven de achttien aangegeven dat ze een donororgaan willen ontvangen, terwijl 26% daadwerkelijk donor is (Nederlandse transplantatie stichting, 2015). Hoe kan het dat dit verschil zo groot is? Op deze manier lijkt het alsof mensen profiteren van anderen. Dit is niet de bedoeling lijkt mij en misschien is dat punten systeem van Den Hartogh geen slecht idee.

Ondanks dat ik een grote voorstander ben van orgaandonatie klinkt de bovenstaande vraag mij raar in de oren. Dit klopt in mijn ogen dan eigenlijk weer niet, terwijl er wel levens gered kunnen worden, wat mij juist zo aanspreekt de hele kwestie rondom orgaandonatie. Om beter inzicht te krijgen in deze vraag, ga verschillende ethische theorieën toepassen om hier hopelijk een antwoord op de krijgen.  

Utilisme  

Jeremy Bentham was de grondlegger van het utilitarisme. Zijn gedachte van deze ethiek is vrij gemakkelijk te beschrijven. In het boek van Michael J. Sandel, Rechtvaardigheid, is te lezen dat Bentham de gedachte van het utilitarisme als volgt beschrijft: ‘Het hoogste principe in de ethiek moet maximalisatie van geluk zijn. Daarbij is geluk de toestand waarin genot over het geheel genomen een overwicht heeft over pijn.’ Volgens Benthem kiest iemand de juiste handelswijze wanneer hij/zij het gene kiest wat het meeste nut oplevert. Hij ziet nut als alles wat leidt tot geluk/genot en wat pijn/lijden voorkomt. Je kan dit ook zien dat het geluk voor de grootste groep telt.

Als je het dilemma toetst aan deze ethiek is het antwoord in eerste instantie vrij gemakkelijk. Als je dood gaat voel je eigenlijk ook geen pijn meer. Degene die jouw organen krijgt heeft wellicht nog een heel leven voor zich, wat tot veel geluk zal leiden. In dit geval is de grootste groep de persoon die het orgaan krijgt. Niet alleen hij/zij heeft er genot bij, maar daarnaast ook vrienden en familie van de persoon. Zij kunnen hopelijk nog jaren van hem/haar genieten. De familie van de persoon die overleden is en de organen gaat doneren kan pijn voelen. Wellicht zijn zij tegen orgaandonatie, omdat ze het een inbreuk vinden op de persoonlijke levenssfeer. Volgens het utilisme moet je kijken naar het geluk voor de grootste groep, dus in dit geval moet de persoon de organen kunnen ontvangen, ook al is hij/zij zelf geen donor.

Ook is er kritiek op het utilisme. Het grootste bezwaar is het ontbreken van respect voor de rechten van het individu. Omdat er alleen wordt gekeken naar de grootste groep, wordt de kleinere groep eigenlijk vergeten (Sandel M. , 2009). Immanuel Kant heeft ook kritiek op het utilisme. Volgens hem staat autonomie juist centraal in plaats van geluk en genot. Je bent dan meer de regels aan het volgen, dan dat je gaat doen wat je denkt dat nodig is. Hij denkt dat het utilisme uiteindelijk leidt tot een situatie waarbij iemand anders de wet voor jou bepaalt.

Plichtethiek

Kant heeft zelf ook een sterke mening wat betreft rechtvaardigheid. Zo vindt hij dat er bij de benadering van de utilisten en het idee van Aristoteles (deugdethiek) geen respect is voor de menselijk vrijheid. Hij probeert juist de rechtvaardigheid en moraal te koppelen aan vrijheid. Kant gaat ervanuit dat iedereen met rationale tot dezelfde conclusie komt, dus is het een universele morele wet. Je doet iets omdat het goed is, niet omdat je het goed vindt. (Sandel M. J., 2009).

Als ik het dilemma toets aan deze ethiek komt ik op het volgende. Als mensen organen willen geven omdat ze het echt willen doen om iemand te helpen dan is het een morele handeling. Als ze het doen omdat ze denken dat het een plicht is dan is het een heteronome handeling. Dit is volgens Kant niet de juiste manier.

De maxime in dit geval zou zijn: ‘Je kan niets ontvangen zonder dat je het zelf geeft’, of als je het omdraait: ‘je mag niets geven zonder dat je het zelf ontvangt.’ Dit kan in beide gevallen geen universele regel worden. In mijn ogen is alles wat er gebeurd in de hele wereld berust op het idee dat je dingen kan geven zonder dat je ze ook hoeft te ontvangen of andersom. Neem als voorbeeld de liefde, dat gaat om het geven van liefde op de juiste momenten, zonder dat je daar iets voor terug hoeft te hebben.

Daarnaast zien de mensen de donor ook als middel en niet als doel op zichzelf. Het gaat hun om de organen, zodat zij verder kunnen leven.

De Ander

Als je kijkt vanuit de optiek van de Ander moet je een handeling niet doen vanuit een ander. Zo zegt Levinas, voorstander van het idee van de Ander: ‘De Ander is niet iemand waar je gebruik van kan maken.’ Je mag dus niet bepalen voor een ander en je kan ook niet handelen vanuit een ander (Duyndam & Poorthuis, 2003).

Als je kijkt naar het algemene ethische dilemma wat betreft orgaandonatie is de vraag: Mag de overheid wel beslissen voor de bevolking dat iedereen orgaandonor is?’. Volgens Levinas mag dat dus niet. Op deze manier beslist de overheid voor het volk, de ander. Een term die past bij deze gedachtegoed is alteriteit . Dit betekent dat je geen keuze kan maken voor iemand zonder dat je weet hoe diegene er over denkt. Je kan dus geen keuze maken voor de ander of de ander begrijpen zonder dat je eerst met diegene hebt gesproken (Pos, 2004).

Als jij zelf orgaandonor bent, moet je je organen afstaan als je dat zelf wil doen. Je moet je beslissing niet af laten hangen van de andere persoon. Op deze manier ga je een oordeel geven over deze persoon. Je moet juist niet gaan kijken naar de ander.

Als jij de persoon bent die de organen ontvangt heb je in dit opzicht niet zo veel te zeggen. De Ander in dit geval is de persoon waar je de organen van krijgt. Hopelijk laat deze persoon zich niet lijden door jou, de ander in zijn ogen.

Conclusie

Een concreet antwoord op de vraag of je zelf wel organen mag ontvangen als je ze zelf niet wilt geven is er eigenlijk niet. Volgens alle drie de ethische theorieën is de eindconclusie wel dat je organen mag ontvangen zonder dat je zelf donor bent.  

Hoewel ik het in eerste instantie niet eens was met de bovenstaande vraag denk ik daar, na de analyses van de theorieën, nu wel anders over. Ik ben er voornamelijk bewuster van geworden dat ik meer moet handelen vanuit mijzelf en niet moet kijken hoe andere mensen er over denken. Als ik ga doen wat voor mijzelf goed voelt wordt het leven denk ik een stuk gemakkelijker en maak ik mij over minder dingen druk. Naar mijn weten is het leven ook berust op geven en nemen, dus waarom zou dit niet gelden voor het krijgen van organen?

Wel was ik benieuwd geweest naar de filosoof die juist als antwoord had dat dit absoluut niet had gemogen. Een filosoof die dezelfde gedachte had als Govert Den Hartogh. Wellicht had dit mijn ogen weer op een andere manier geopend.

© Roos Huisman

bottom of page